Lofzang over de verlossing door Christus’ komst in de wereld
1. Waak op, waak op, wil vreugd verwekken,
O Sion, en uw sterkt’ aantrekken
Met al uw sierlijke gewaard.
Kom uit het stof, zit vreedzaam neder,
Maak los uw sterke banden weder,
Gij dochter die gevangen zat.
2. Maak een geschal, juich in ’t gelijke.
Gij die daar lag in drek en slijke
Verwoestet, o Jeruzalem.
God heeft Zijn volk nu troost gezonden,
Hij heeft Jeruzalem ontbonden,
Ja, ’t is geheel verlost door Hem.
3. De sterken is de vang ontnomen,
En zijn gevang’nen zijn ontkomen.
Want God met onze twisters twist.
De Vredevorst komt ons verschijnen
Die alle onheil doet verdwijnen
En alle vijandschappen slist.
4. Is ooit een liefelijke regen
Uit ’s hemels wolken neergezegen
Beneden op het dorre land;
Is ooit een trooster tot Wie karmen,
Is in de nood ooit tot de armen
Gekomen ene milde hand;
5. Is ooit het leven aangeboden
Die, die daar waren in doodsnoden;
Zo is het heugelijk veel meer,
Dat Godes Zoon nu Zelf komt dalen
Uit ’s hemels allerhoogste zalen
Tot onze troost, op aarde neer.
6. Hij komt als Herder, Die Zijn schapen
wil uit der wolven klauwen rapen.
Hij komt gelijk een medicijn,
Tot die daar liggen met hun wonden
En niet genezen noch verbonden
Door iemand anders kunnen zijn.
7. Hij komt als Koning om te banen
De weg voor Zijne onderdanen,
En die door Zijne sterke kracht
weer in Zijn eigen land te zetten
En hun vijanden te verpletten,
Ja te verbreken al hun macht.
8. Hij komt als een Verlosser halen
’t Gevangen volk, dat niet betalen
Zijn opgehoopte schulden kan,
Ja, ’t is verlopen in de renten
Van tienmaal duizenden talenten,
Waar Hij hen wil bevrijden van.
9. O rijkdoms diepte, ’t genen stonden
Van enig mense te doorgronden,
Wie zal begrijpen of verstaan
Deez’ grootheid der barmhartigheden,
Die alle menselijke reden
En kloek verstand te boven gaan?
10. Hosanna, Davids Zoon geprezen,
Gezegend moet Hij eeuwig wezen,
Die tot ons komt in ’s Heeren naam.
Hosanna in de hoogste heem’len,
Hosanna in de hoogste heem’len,
Roep’ Zijn geloov’ge schaar’ tesaam.