Ik: van alles tot niets ….. Gij: van niets tot alles
1. Eens waart Gij niets
Ik was toen al.
Ik leefde in de zonde.
Maar sinds Uw Woord mij wondde
En mij de zielenrust ontstal,
Vond ik mijzelf belogen,
Mijn ik had mij bedrogen
2. Gij werd toen iets
Maar ik bleef veel.
‘k Zou zelf mijn heil doen dagen.
Voor niets zou ik versagen.
Ik droeg vol moed het zwaar gareel
Der wet, maar al mijn strijden
Kon niet mijn ziel bevrijden.
3. Toen werd Gij veel,
Toch bleef ik iets,
Ik zou dan door mijn smeken
U wel het harte breken.
Maar, o mijn ziel, het baatte niets,
De hemel ging niet open
Bij al mijn worst’lend hopen.
4. Toen werd ik niets,
En Gij werd al.
O, grondeloos erbarmen,
Daar zonk ik in Uw armen.
Geen hel, die mij U roven zal.
God Die oneindig groot is,
Hoort hem die gans ontbloot is.