Deze ellendige riep
1. Helaas, hoe is dat aangezicht,
Hoe is dat Goddelijke licht,
Voor mijne ziel geheel verborgen,
‘k Ben in gevaar en zonder zorgen.
2. Och, dat Gods Geest mij eens bewrocht,
En in mijn ziel Zijn werk volbrocht.
Mijn wensen zijn toch dat de Heere,
Mij door Zijn Geest eens kwam bekeren.
3. Ik ben de dienst der zonden moe,
O God, waar gaat mijn ziel naar toe?
Ruk mij met kracht uit satans handen
En maak eens los die helse banden.
4. Mijn ziele wil, en zij wil niet;
Gij, Heere, mijn ellende ziet.
Ik lig toch dodelijk onmachtig,
Ik moet U altijd vallen klachtig.
5. Och, had ik altijd aan ’t gemoed
Indrukken Gods, dat was mij goed.
Ik kan ’t niet harden bij de mensen
Die Jezus haten; och mijn wensen
6. Die zijn, om bij Gods volk altijd
Te wezen; dat nog wat verblijdt.
’t Bedrukte volk, dat zoude vluchten
Naar Sion, met haar bange zuchten.
7. Och God, Uw Geest moet in mijn geest
Het alles werken, minst en meest,
‘k Zou eeuwig in de zonde blijven;
Och, wil mijn ziel naar Jezus drijven.
8. O lieve Jezus, Davids Zoon
Die nu op Uwes Vader troon,
Vol majesteit daar zijt gezeten,
Wilt Gij dan geen ontfermer heten?
9. Ik lig in mijn geboortebloed
Versmoord, maar Gij hebt schuld geboet.
Gij hebt een Godd’lijk Midd’laars leven,
Om mij de zaligheid te geven.
10. Och Jezus, kom ik dan te laat,
Is ’t hopeloos met mijne staat,
Hebt Gij mij eeuwig afgewezen?
Dat heb ik immers nooit gelezen.
11. ’t Is waar, mijn zielsgebrek is groot,
Ik lig toch midden in de dood.
Mijn zondeschuld is hoog geklommen,
’t Zijn grote, overgrote sommen.
12. En, och, had ik maar Geest en kracht,
Dat is de stoffe van mijn klacht.
Hoe word ik ooit nog uitgedreven?
Mijn ziele mist toch Geest en leven.
13. Wat zal ik doen als God nu wijkt?
Mijn hope zinkt, mijn geest bezwijkt,
Kan ik mijzelve dan bekeren?
Ontferm U, Davids Zoon en Heere.
14. Och, moet ik dan verloren gaan,
Heb ik ’t in Gods boek niet zien staan:
Dat Jezus staat met open armen?
En Hij is lieflijk vol ontfarmen.
Johannes Groenewegen (1709 – 1764)
Melodie: Psalm 9
One Comment
Mevr. Siereveld
Wat een prachtig gedicht zo vertolkend mijn gemoed. Wat U doet o Heere is goed al heb ik dit niet altijd door eigen schuld, net als dichter ben ‘k mijn zonden moe, o waar dan heen? Ook ik mag tot Jezus gaan.