De sabbat of rustdag
1. Kind’ren, ’t is de dag des Heeren,
Wilt uw Schepper nu vereren!
Hart en hand eist Hij van u.
’t Is de dag van Hem geschonken;
Wordt van Zijne liefde dronken;
’t Is nog in het zalig nu.
2. ’t Is de dag van Jezus ruste;
Zwijgen alle boze lusten,
Jezus is de Levensvorst!
Jezus is de Hemelkoning!
Geeft uw harte Hem ter woning,
’t Hart naar Jezus stromen dorst’.
3. Wilt de boze lusten vieren,
Luiaards! gaat eens tot de mieren,
Zij vergaderen hun brood,
In de zomer voor de winter,
In hun holen gaat en vindt er
Voorraad in de tijd van nood.
4. Hebt gij honger naar de spijze,
Die verborgen voor de wijze,
Kinderen gegeven is?
Jezus laat Zijn kind’ren noden:
Komt gij duiven al gevloden
Tot de plaats, waar Jezus is.
5. Jezus Christus is verrezen,
’t Pad heeft Hij ons aangewezen,
Dat ter Hemelstad geleidt,
Kinderen mocht gij ons horen!
Anders gaat gij wis verloren,
Eeuwige rampzaligheid.
6. Jezus moet in ’t hart verrijzen,
Hart en mond de Heere prijzen,
Al wat in ons is voor Hem
Wezen, zonder zelfbedoelen;
Zijn genade wij gevoelen
Moeten, kennend’ Zijne stem.
7. Sabbat, rustdag voor de vromen,
Die tot Jezus zijn gekomen,
Als gegevenen aan Hem,
Van de Vader, Die u trekken
Moet, en door Zijn Geest opwekken
En doen horen naar Zijn stem.
8. Sabbatdag, o dag des Heeren!
Uwe kinderen begeren
Eeuw’ge ruste na de reis!
’t Is een dal vol moeilijkheden,
Daar Gods volk moet doorgetreden
Zijn, naar ’t Koninklijk paleis.