Wat mijn God doet, is welgedaan
Wat mijn God doet, is welgedaan.
Ei! zing dit vrij, mijn harte!
Al moet ik langs de kruisweg gaan,
De kruisweg is de hemelbaan:
De Hemel kent geen smarte.
Gewis, de roe, die mij kastijdt,
Is in de hand mijns Heeren,
Die roe heeft ieder kind verblijd,
En, schoon zij ‘t vlees soms openrijt,
Het zal de geest niet deren.
Een bastaard waart gij zonder ‘t juk,
Nu zijt ge een van zijn kind‟ren.
Daarvan is ‘t teken kruis en druk,
En uit die druk rijst uw geluk,
De voorspoed zou dat hind’ren.
Ei! wend het naar uw Heiland heen,
En knelt het, ga ‘t Hem klagen;
Gij draagt het kruis toch niet alleen:
Hij zendt Zijn Engelen om u heen,
Hij zelve helpt u dragen.
Hoe meer geloof, hoe minder last:
Veel kruis brengt veel genade;
De roede sla, de liefde wast,
Zo houdt gij Vaders hand meer vast,
En neemt Hem meer te rade.
Houd goede moed, het kruis is goed,
Het leert u dagelijks sterven;
Meer dierbaar wordt u ‘s Heilands bloed,
Hoe meerder zuivering van ‘t gemoed,
Hoe minder ge af zult zwerven.
Hoe zwaarder kruis, hoe schoner loon,
En heerlijkheid naar ‘t lijden,
Op moeilijk’ arbeid ‘t heerlijkst loon,
Van ‘t kruis stijgt ge ten Hemeltroon,
Op schreien volgt verblijden.
Welaan mijn ziel! het ga zo ‘t wil,
Laat Vader voor u zorgen,
Wat baat u onwil en bedil?
Uw hulp spoedt aan, ei! wacht, wees stil.
Haast daagt de blijde morgen!
Die morgen, ja! hij komt gewis,
En … weg is al het duister,
En helder wat nu donker is,
Wat ween ik dat ik ‘t licht nu mis,
‘k Zie ‘t haast in volle luister.
Wat mijn God doet is welgedaan,
Ei! zing dit luid mijn harte!
Al moet ik langs de kruisweg gaan,
De kruisweg is de hemelbaan:
De Hemel kent geen smarte.
Dr. H.F. Kohlbrugge (1803 – 1875)
Dit gedicht zond Kohlbrugge aan zijn broeder Jacobus, als deze in het ziekenhuis lag en vele lichamelijke en geestelijke zorgen hem drukten.
One Comment
Albert-Jan den Butter
Wat een prachtig gedicht. Recht uit het hart.