Anoniem,  Gedichten

Mijn rechterbuurman is vannacht gestorven

Mijn rechterbuurman is vannacht gestorven,
hij had een maagkwaal en is heengegaan.
Hij had zich hier een goed bestaan verworven,
ik vraag mij af, hoe hij is weggegaan.

Hij was een trouw genoot en zorgzaam vader,
zijn doodsbericht laat daar geen twijfel aan.
Een boos gezwel zat op een hoofdslagader,
geen zorg of trouw maakt zoiets ongedaan.

Hij heeft gedacht aan hen die achterbleven
een joch van drie en een nog jonge vrouw;
een assurantiepolis op zijn leven,
dat was dan voor ’t geval hij sterven zou.

En dat is zo gebeurd; er was geen vechten tegen,
het flitsend mes van de chirurg ten spijt.
Hoe zwaar zal nu zijn zorg en trouw gaan wegen,
gewogen in de waag der eeuwigheid?

Ik vrees voor hem, dat hij zijn goede zorgen
slechts tot en met de dood heeft uitgestrekt
— het brood voor heden en de huur voor morgen —
en dat verzekering niet alle schaden dekt.

Ik vrees, dat spijt deskundig overleggen
hij déze schade zelfs niet heeft begroot.
Ik had ook, toen ’t nog kon, hem moeten zeggen
zich te verzekeren voor na de dood.

Want ‘k vrees, dat hij alleen en zeer verlaten
het Goddelijk gericht moest ondergaan.
Wat kan, in dit gericht, een mens nog baten
als Jezus Zélf niet voor hem in wil staan?

Doch hoe dit zij, welk deel hij heeft verworven,
het is voorbij, voor hem is ’t pleit beslecht.
Mijn rechterbuurman is vannacht gestorven,
en ik heb nooit één woord tot zijn behoud gezegd.

Anoniem

One Comment

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *